Transities in ondernemingen. Transitie naar een duurzame economie. Wat kan ik eraan bijdragen in het onderwijs. Wat kan ik onze studenten alvast meegeven als kennis en tools. Van dit boek kan ik een aantal zaken gebruiken in het onderwijs aan bedrijfseconomen/accountants. Na de intro over het boek zet ik ze even op een rijtje.
Het boek:
Deze tijd van grote sociale, economische en ecologische veranderingen vraagt van bedrijven, in toenemende mate, flexibiliteit, veerkracht en innovatievermogen. Deze publicatie biedt een nieuw perspectief voor bedrijven: hoe kan een bedrijf omgaan met de kansen en bedreigingen die transities naar duurzaamheid met zich meebrengen? Transities veranderen bestaande structuren en markten op disruptieve wijze in allerlei sectoren, zoals energie, bouw, water- en afvalbeheer, chemie, zorg, welzijn en landbouw. Bedrijven kunnen slim inspelen op deze transities door zich te richten op het creëren van toegevoegde waarde middels nieuwe vormen van ondernemen. Dit vraagt voor bedrijven in de praktijk vaak om het heruitvinden van hun eigen core-business, structuur, routines en interne bedrijfscultuur.
In ‘Ondernemen in transitie’ bieden Derk Loorbach, Jan Rotmans en Roebin Lijnis Huffenreuter van het Dutch Research Institute for Transitions (DRIFT) verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam een unieke aanpak voor deze bedrijfstransities. Zij presenteren hier een innovatieve methode gebaseerd op de aanpak van Transitiemanagement, die zich heeft ontwikkeld vanuit de wetenschap en de praktijk. Deze aanpak is speciaal voor bedrijven die de slag willen maken van het reduceren van een negatieve impact door duurzaam ondernemen, naar het creëren van een positieve impact voor mens, milieu en economie.
Je kan hier de inleiding lezen.
Wat kan ik hiervan gebruiken in het onderwijs en waarom:
2.3 Verschillende duurzame economieën?
De tabel op pg 29 met de alternatieve economische visies , het “mandje van eindbeelden” is een praktische samenvatting van de paden waarlangs momenteel geëxperimenteerd, geleerd en doorontwikkeld wordt. (Sharing, Bleu, Biobased, Green, Circular)
3.1: Verschillende strategieën voor bedrijven in transitie.
Het schema op pg 42 gaat mij helpen om de fase van transitie te kunnen benoemen. En dat helpt omdat alles na de fase Reactief (we doen niets) als duurzaam ondernemen gezien kan worden en de verschillen in overtuiging over wat goed genoeg is het gesprek troebel maken.
Op de lijn van kwetsbaar naar veerkrachtig worden 4 strategieën benoemd en beschreven: Reactief, Actief, Proactief en Transformatief.
Voor mij persoonlijk voelt verantwoordelijk ondernemen pas authentiek met de strategie “transformatief”.
Transformatief: Bedrijven houden zich maximaal bezig met duurzaam ondernemen. Normen worden gehandhaafd door interne prikkels, zoals innovatie, adaptatie en sociale en ecologische meerwaarde scheppen. Deze fase wordt getypeerd door het vermeerderen van positieve externaliteiten (TTL).
Stellen zelf nieuwe standaard voor meten.
Studenten zijn trouwens vaak ook intuïtief fan van het bovenstaande. Kijken naar de berichtgeving/acties van “Actieve” bedrijven en denken: “Dat is niet echt”. En verwerpen het geheel.
Actief: Bedrijven houden zich minimaal bezig met duurzaam ondernemen. Normen worden bepaald door gehandhaafde externe prikkels. Zoals regels, protest, boycots en alternatieven.
Maar ook, als we dan een bedrijf analyseren dat “proactief” is, is het lastig voor me om studenten duidelijk te maken dat het niet ophoudt bij Proactief. Dat er dan nog een stap is die gezet kan worden. Dit is toch goed genoeg hoor je ze dan zeggen.
Proactief: Bedrijven houden zich optimaal bezig met duurzaam ondernemen. Normen worden gehandhaafd door interne prikkels, zoals PR, eco-efficientie, winst en groei. Deze fase wordt getypeerd door het verminderen van negatieve externaliteiten. (TBL)
Meten naar huidige standaard.
4.1 Belangrijke factoren voor elk bedrijf om mee te beginnen
Dit helpt mij door de argumenten voor “wat brengt het op” bij elkaar te brengen. Plus dat het helpt om binnen die belangrijkste factoren ook nog eens helder te kunnen maken waar de potentie tot de grootste impact zich mogelijk bevindt. (box 10, blz 70, Verhoogde inkomsten en vermeden kosten => duurzame kapitaalreserves).
Dit deel benoemt namelijk de belangrijkste factoren en becijfert hoeveel investeringsruimte hiermee behaald kan worden ( op basis van fictieve voorbeeldbedrijven en een gemiddelde inschatting van de haalbare verduurzaming). De belangrijkst factoren zijnde: duurzame: omzet, energie, water, afval, materialen, productiviteit, personeel, risico’s.
Wat heb ik verder nog gelezen/geleerd
Verder heb ik met belangstelling gelezen over de speerpunten voor het formuleren van duurzaamheids business cases en de aanpak voor bedrijfstransities. Daarvan raakt vooral de duale strategie (pg 90)
De kern van onze transitieaanpak voor bedrijven is dus dat bedrijven de duale strategie hanteren: het systematisch verbeteren van het primaire proces en een secundaire schaduwlijn, gericht op experimenteren met nieuwe producten/diensten,nieuwe klanten en nieuwe verdienmodellen vanuit een nieuwe orientatie.
Dit omdat de rol van een bedrijfseconoom vaak ondersteunend is bij het systematisch verbeteren van het primaire proces. Wat kan zijn/haar bijdrage zijn bij die secundaire schaduwlijn?