Gister verzorgde een collega een workshop Methoden en Technieken van Onderzoek (MTVO).
In deze workshop staat het toepassen van onderzoeksvaardigheden door studenten centraal.Na een korte opfrisronde voor wat betreft de eisen die er gesteld worden aan het toepassen van onderzoeksvaardigheden, zullen een aantal concrete uitwerkingen van studenten, met name van de beroepsopleidende stage bekeken worden.Het doel van deze workshop is dat er meer eenduidigheid ontstaat over wat we van de studenten mogen verwachten voor wat betreft het toepassen van onderzoeksvaardigheden, met name ook in de beroepsopleidende stage.
- Laten zien dat je een link kan leggen tussen theorie en praktijk.
- Laten zien dat je een klein onderzoek of onderzoeksvoorstel kunt uitwerken en daar verslag van kunt leggen.
- Laten zien dat je zakelijk kan rapporteren.
- Ervaren scriptiebegeleiders geven aan dat ook bij hen de inleiding het moeilijkst is. En daarbinnen de relatie/samenhang bewaken tussen eigenlijke probleem, doelstelling, centrale vraag, deelvragen en opzet onderzoek. (en uiteindelijk de conclusie)
=> Zelf bracht ik al tijdens het eerste gesprek het onderzoek ter sprake en vroeg studenten om ongeveer anderhalve week later de eerste versie van centrale vraag en deelvraag in te leveren. Gister heeft me het belang van het helder uitschrijven van het eigenlijke probleem en de doelstelling doen inzien. Dat wordt dus vanaf nu mijn eerste vraag.
- Taalgebruik/spelling blijft een issue.
=> Dus ik houd mijn tussentijdse inlevering in week 10 in ere. Op dat moment geef ik met name feedback op dat stuk. Ik merk dat ze dan in die laatste 10 weken vaak een mooie leerslag maken en met beduidend betere versie op taalbebruik/spelling komen bij de definitieve inlevering.
Overige tips en trics;
- Achtergrond, context hoor in de inleiding.
- Leg begrippen uit de probleemstelling toe. Dat bakent het probleem mee af.
- “Als je 6 docenten bij elkaar zet en bespreekt wat het theoretisch kader is voor dit probleem krijg je wellicht 6 verschillende antwoorden”. De verantwoording van de keuze van het theoretisch kader is dus belangrijk.
- De centrale vraag staat in de samenvatting, de inleiding en de conclusie en verder nergens.
- In de centrale vraag geen lager, hoger, kleiner, beter…
- Deelvragen zijn nooit de titel van het hoofdstuk (inkorten/geen vraag
- Onze studenten doen zelden kwalitatief/ survey onderzoek. (alarmbellen mogen aangaan als dat in de opzet van onderzoek staat)
- Geen ik en men in de teksten.
- Figuur krijgt nummer, titel, bronvermelding. En de figuur staat liefst onder de vermelding in de tekst.
- Liever geen puntsgewijze opsommingen.
- Het antwoord in de conclusie niet diepgaander, breder dan de centrale vraag. (dan was de centrale vraag te beperkend)
- Het verdient de voorkeur om niet de conclusie te beginnen met een herhaling van de centrale vraag. Maar om al antwoord gevend op de deelvragen toe te werken naar dat antwoord op de hoofdvraag.
- Een conclusie is duidelijk verschillend van een aanbeveling.